Het internet in vogelvlucht

Een stukje geschiedenis

Arpanet. In 1969 begon het US Defence Advanced Research Project Agency (ARPA) een netwerk te ontwikkelen dat niet plat mocht gaan bij een kernbomaanval. Het was de tijd van de koude oorlog. Met een klassieke client-server structuur zou een voltreffer op een centrale computer de communicatie tussen de onderdelen van het Amerikaanse leger onderuit halen. Men koos daarom voor een diffuse gedecentraliseerde netwerkstructuur. Zodat men terug kon slaan. Ethernet maakte dit mogelijk. De communicatie verliep via parallel geschakelde knooppunten (nodes) die elkaar konden vervangen.

ARPAnet kwam tot bloei toen enkele Amerikaanse onderzoeksinstituten mochten aansluiten. In 1980 gingen deze twee takken in ARPAnet en MILnet uiteen. Tot 1983 gebruikte ARPAnet NCP, daarna het goedkopere TCP/IP. Vanaf 1985 kreeg de National Science Foundation (NSF) belangstelling. Het NFSNet werd het middel voor uitwisseling van digitale informatie tussen universiteiten. De liberale licentiepolitiek van Berkeley Unix speelde hierin een belangrijke rol.

Protocollen. De eerste protocollen waren file transfer protocol (ftp), simple mail transfer protocol (smtp) en remote login (rlogin). Hiermee konden de gebruikers via het netwerk bestanden kopieren, berichten verzenden en op andere computers werken. De internetprotocollen worden sinds 1969 volgens het Request for Comment (RFC) principe vastgelegd. Iemand doet een voorstel voor de gang van zeken bij een nieuwe dienst en vraagt om commentaar. Zonder deze open metacommunicatie (en protocollering) zou een heterogeen netwerk als het internet nooit kunnen bestaan. Tegenwoordig wordt de internetprotocollering geleid door de Internet Internet Engineering Task Force (IETF). Via publieke mailinglijsten kunnen betrokkenen in werkgroepen meedenken.

Berkeley Unix. Het aan de Universiteit van Californië ontwikkelde Berkeley Unix, de eerste Unix met een TCP/IP netwerklaag, werd de standaard van het internet. Veel TCP/IP applicaties zijn van 4.2BSD (1983) afgeleid. De licentie van de Berkeley Software Distribution (BSD) staat het inbouwen van BSD broncode in merksoftware toe. De open source code met "Copyright (c) 1983 The Regents of the University of California" bevindt zich zo'n beetje in ieder besturingssysteem.

Domain Name Service. Destijds was het internet nog behoorlijk exclusief. De genoemde Berkeley TCP/IP utilities waren nauwelijks beveiligd. Wachtwoorden werden onversleuteld verzonden. Iedere computer bezat een hosts.txt bestand (onder Unix en OS/2 /etc/host) dat de IP adressen en hostnamen van alle computers bevatte. De systeembeheerder was hiervoor verantwoordelijk. Door de snelle groei van het internet was dit IP adresboek niet meer bij te houden. In september 1984 werd daarom de geautomatiseerde Domain Name Service (DNS) ingevoerd. Dit is een gedistribueerde database. Ieder domein draait een namenserveerder (typisch de Berkeley Internet Name Domain interface) voor de hostnamen in zijn gebied. De IP adressen worden door een DNS client (resolver) bij een namenserveerder (nameserver) opgevraagd. Hostnamen die ze niet thuis kunnen brengen vragen de namenserveerders bij elkaar op.

Routers en namenserveerders zijn een geliefd doelwit voor hackers en crackers. Via DDos aanvallen leggen crackers netwerken plat en via manipulatie van routers en DNS servers worden berichtenstromen omgeleid. Het kan daarom geen kwaad om de IP adressen van de voor u belangrijkste computers in uw hostbestand te bewaren.

Word Wide Web. De toegankelijkheid en populariteit van het internet nam enorm toe door de invoering van het Hypertext Transfer Protocol (1990, CERN laboratorium). Door in een tekstmodus browser hyperlinks te activeren hoefden lastige internetprotocollen als ftp (downloaden) en gopher (zoekacties) niet meer met de hand te worden ingevoerd. Het Word Wide Web was geboren en de eerste commerciële internetproviders werden actief.

De eerste grafische browser was Mosaic (febr. 1993). Het web werd een multimedia spektakel. In 1994 lanceerde IBM OS/2 Warp 3 met de Internet Connection Kit (IAK). De IBM WebExplorer kwam iets later uit. In 1995 kwam Windows 95 met TCP/IP en DUN. De browser (aanvankelijk Netscape, later IE) moest er nog bij gekocht worden. Datzelfde jaar lanceerde SUN Java, een platform onafhankelijke programmeertaal en kwamen de cgi scripts in zwang.

e-business. Via het Common Gateway Interface (CGI) Protocol communiceren Webservers met databases: het formulier dat u met Submit verzendt, komt via de Webserver in een database terecht. CGI maakt ook "dynamisch" HTML aan. FTP archieven als Hobbes gebruiken het voor hun webinterface. In combinatie met versleutelingsprotocollen als Secure Sockets Layer (SSL), Secure HTTP (S-HTTP) en IPSec vormt CGI de basis van de elektronische handel (E-business).

In 1996 kwam OS/2 Warp 4 met Java en een licentie voor Netscape. In 1998 bracht Microsoft Netscape, AOL en SUN een flinke klap toe (miljardenstrop?) door Internet Explorer en het Java alternatief COM+ te "integeren" in Windows 98. Het leverde Microsoft uiteindelijk een veroordeling op wegens misbruik van haar monopoliepositie, maar dwong minder kapitaalkrachtige concurrenten hun producten ook "gratis" aan te bieden...

Internet economie

Het internet is aan de "vrije markt" overgelaten. Op de servermarkt gaat om een handvol grote spelers en veel kleintjes. Grote spelers als Microsoft, IBM, SUN, AOL/Netscape en Oracle halen hun geld van de beurs. Ze verkopen internet technologie (software, servers) aan allerlei bedrijven.

Grote bedrijven kopen internet technologie om hun data in databases te verwerken en over Wide Area Netwerken (WANs) te verspreiden. Met de huidige software moet een bedrijfsnetwerk wel achter een firewall zitten (intranet). Maar steeds vaker wordt een deel van het bedrijfsnetwerk opengesteld worden voor geprivilegieerde zakenpartners (extranet) en een ander deel voor electronische handel (e-commerce) op het internet. Deze netwerken vormen het aangrijpingspunt voor hackers.

Softwarebedrijven investeren hun miljarden niet alleen in technologie, maar ook in marketing, kostbare juridische procedures en de verspreiding van fear, uncertainty and doubt (FUD). De bedrijven halen hun omzet via slimme marketing (bundeling, upgrade politiek) en door innovatieve concurrenten dwars te bomen of op te kopen. Niet de techniek bepaalt of iets verschijnt, maar de marketing en de hype van de dag. Dit betekent dat gebrekkige programma's te vroeg op de markt verschijnen. Beproefde maar minder aansprekende programma's worden van de markt gehaald of botweg gesaboteerd. Hoe dan ook: Het is niet vanzelfsprekend dat u het beste product door uw softwaredealer voorgeschoteld krijgt.

Portals. Internet gebruikers worden afgeschrikt door de onbegrensde mogelijkheden van het internet. Om niet te verdwalen in het woud van informatie zoeken ze houvast in uitgestippelde wegen. Voor hen zijn de portals, chatboxen en "slimme knoppen" van de content providers uitgevonden. De meeste internetgebruikers bezoeken maar een paar sites. De hangplekken van AOL, MSN, LYCOS en YAHOO scoren hoog.

Dergelijke informatiemakelaars leven van betaalde diensten en reclame. Met uw naam, wachtwoord en creditcard nummer kunt u op een portal inloggen, uw nieuws lezen, video's zien, boeken kopen, bestanden downloaden en Java programma's starten. Het aanbod wordt door de content provider voorgeschoteld. Om die reden verdient Microsoft veel aan haar homepage MSN. Ondertussen registreren de servers uw surf- en koopgedrag. Ze sturen u naar hun sponsors door: de online shops. Dit gaat ten koste van uw privacy en surfvrijheid. Maar veel mensen zijn tevreden met zo'n informatiepakket op maat. Dat met het lokale weerbericht ook een online sexboer adverteert nemen ze voor lief.

Toch drukt de noodzaak om via reclame aan u te verdienen sterk op de kwaliteit van de informatievoorziening. Bij reclame gaat het immers om systematische pogingen om uw gedrag te manipuleren. Zonder een fors budget voor propaganda wordt niemand America's president. Zonder de illusies van de reclame verkopen de tientallen malen duurdere dure merken niet. In deze wereld van multimedia en betaalde boodschappen moet u steeds vaker naar het onderscheid tussen feit, reclame en mening gissen. Des te opvallender dat scholieren het internet vooral voor werkstukken (naast het dagelijkse gechat) gebruiken.

Java als voorbeeld

Java is zowel een moderne object georiënteerde programmeertaal als een multitasking besturingssysteem. SUN ontwikkelde Java (1995) als een platform onafhankelijk besturingssysteem voor embedded systemen: Java draden bestuurden zowel magnetrons als robots. Maar al gauw bleek dat Java ook op het heterogene internet een onschatbare waarde had.

Browsers kunnen kleine Java programma's (applets) ophalen en in een virtuele Java computer draaien. In plaats van een van buiten gedownload databestand dat in een met javascript opgestart plugin applicatie draait, worden nu externe applicaties in de Java runtime environment (JRT) van een Virtual Java Machine geladen. Niet een programma, maar een multitasking besturingssyteem treedt als plugin van de browser op. Java gebruikt geen domme databestanden, maar slim geschreven programma's. Zelfs een complete Office en desktop systeem zoals Suns op StarOffice gebaseerde Java Desktop Systeem voor het open source OS Linux of Suns eigen meerdradige Solaris besturingssyteem.

Ieder bedrijf kan Java programma's maken die onder vrijwel ieder besturingssysteem met een JVM zullen werken. Hetzij als plugin van het bladerprogramma (applet), hetzij als een van de vaste schijf draaiend programma in een Virtual Java Machine. Een JVM draait net als een DOS of Win-OS/2 sessie onder OS/2. Dat geeft beduidend meer overhead, maar een eenmaal geladen OS/2 Java runtime is vergeleken met Windows supersnel vanwege Java's bij OS/2 passende priority driven meerdradigheid. En als een Java programma vastloopt of wordt gehackt blijft de integriteit van het gast besturingssysteem meestal bewaard.

SUN, AOL (die Netscape had opkocht en via Java internetdiensten wilde leveren) en IBM zagen wel brood in Java. Het zou hen minder afhankelijk van Microsofts PC platform maken. Via hun applicatie servers konden Java programma's op ieder besturingssysteem draaien. Maar Microsoft zag Java natuurlijk als een regelrechte bedreiging voor haar monopoliepositie. Steve Balmer: "We are not write once, run anywhere kind of guys". Waarom zou je iets op ieder platform moeten kunnen doen? En niet alleen op het al op de Desktop gevestigde Windows?

Microsoft besloot tot een beproefde strategie. Als je de concurrent niet van de markt kunt wegkopen, dan dwing je de consument tot een andere techniek. Microsoft bracht haar eigen Java extensies uit om SUN's standaarden te ondergraven. Daarnaast integreerde het in Windows 98 haar Internet Explorer met ondersteuning voor haar eigen COM+ techniek. Het op OS/2 techniek (en dus voor java geschikte) gebaseerde Windows XP kreeg aanvankelijk geen Java ondersteuning, maar bouwde slechts voort op Microsofts exclusieve COM+ en .NET techniek.

Hoe het in deze browser war verder gaat is niet te overzien. De Amerikaanse rechter (niet de markt!) zorgde er uiteindelijk voor dat ook Suns Java techniek (1995!) zich op het Windows platform mocht nestelen. Microsoft kreeg miljardenboetes, die haar desktop gebruikers (u en ik) uiteindelijk zullen moeten ophoesten. Ook als u Microsoft zelf nooit gebruikt. Want de van MS overheden ene bedrijven zullen hun MS en Norton kosten echt wel aan u doorberekenen.

Het moge duidelijk zijn dat het steeds gaat om grote belangen. De strijd gaat niet om het mooiste bladerprogramma of desktop, maar om de hieraan gekoppelde technieken en inhoud. Het gaat niet om de clients, maar om de servers. Want wie als een Big Brother via de clients de servermarkt beheerst, heeft ook de hegemonie op de world wide web internetmarkt.

De verwachte revolutie

Uiteindelijk hopen deze "Where Do You Want To Go Today?" content providers een sleutelrol te gaan spelen in onze nieuwe interneteconomie. De Orwelliaanse Big Brothers zullen met de desktop ook uw wereldbeeld overnemen. Want met uw door hun desktop bepaalde "kennis" valt - net als met de inhoud van uw krant en televisie - geld te verdienen. Lang leve de oliarchische en monopolistische markteconomie! U krijgt nu eindelijk voorgeschoteld wat u wilt. Alles, behalve de waarheid. Want die is niet te koop. Dat is hoogstens een niche markt.

U krijgt dus steeds een virtuele wereld voogeschoteld. Denk hierbij niet alleen aan de integratie van Internet Explorer in het Windows besturingssysteem (1998), maar vooral aan inmiddels "normale zaken" als de displau van de handheld pocket computer, het UMTS webmobieltje en niet te vergeten de op de kabel of ADSL aangesloten Web televisie. Ook zij bepalen uw wereldbeeld en het hieruit voortvloeiende gedrag. Bijvoorbeeld dat u (belangrijk als u bent) altijd bereikbaar moet zijn met uw mobieltje.

Met Compound Document Frameworks in Extensible Markup Language (XML,1997) ontstaat een intuïtieve drag and drop omgeving in de browser. Zowel Micross0ft met zijn OLE/ COM /Active X besturingselementen als SUN/ AOL/Netscape en IBM met hun CORBA/JavaBeans proberen deze online markt te veroveren. Het einddoel: Via snelle breedband internetverbindingen leveren applicatie servers u een werkplek op verzoek - zonder dat u de programma's zelf hoeft te installeren, te updaten of te deïnstalleren. Dat is goed nieuws voor de niet-techneuten die er met "Windows voor ouderen" niet uitkwamen. En ook goed nieuws voor bedrijven, die steeds meer moeite hebben om hun Windows clients op afstand te onderhouden. Binnen bedrijven bestaat dan ook de tendens naar beheersbare thin clients op vette servers. Want met alles uitgeruste stand-alone Windows spelletjescomputer kan een onbeheersbaar gedrocht op het bedrijfsnetwerk zijn. Maar het kan lastig zijn om de niet zo technische managers (met traditioneel de snelste Windows notebooks) hiervan te overtuigen.

Maar de tijd dat al uw software op de vaste schijf moet staan gaat definitief voorbij. Op een bedrijf met vele vestigingen valt dat niet te beheren. Het Object Web wordt de computer. Applicatieservers zullen centraal beheerde programma's serveren. Dat hoeven niet eens supersnelle computers te zijn. Wie met Hoblink seamless X11 programma's op een P75 server onder eCS OS/2 draait weet wat ik bedoel. JavaBeans heten niet voor niets bonen. Het zijn zeker bonen vergeken met de aangekondigde Windows SVista versie die 1024 MB RAM nodig heeft om goed te kunnen werken. Aan de gebruikerskant is slechts een X server of een eenvoudige webbrowser met een Java Virtuele Machine nodig om off-line aan het werk te gaan. We wachten nog op voldoende bandbreedte en de MS killende Java beans.

Virtuele privé netwerken verbinden straks uw huis met het kantoor. IBM koos voor Workspace on Demand. Microsoft gaat software leasen en heeft sinds Windows 98 COM+ en IE als wapen tegen Java ingezet. De op Linux en andere besturingssystemen gebaseerde Embedded systems worden steeds slimmer. Wellicht heeft de PC over een paar jaar zijn laatste tijd gehad en zult u telewerken met uw handheld en vergaderen via de webcam van uw UMTS mobieltje.

Dit toekomstperspectief lijkt al uw worstelingen met OS/2 zinloos te maken, maar toch. Misschien zult desondanks toch stiekem die oude OS/2 generieke OS/2 software blijven gebruiken, vanwege die lastige UMTS virussen en de tikken en afluisterpraktijken (de strijd tegen terrorisme) van de applicatieservers. Maar vooral omdat OS/2 (en zeker eCS) voor uw eigen primaire behoeften (de controle over uw bestanden via lokale, lan- en internetdiensten) nog steeds een heerlijk universeel platform is.